Jullie denken vast, ik ga eens fijn een column lezen, en denken verder niet na over de mogelijke gevolgen. Wat een naїviteit! Weten jullie wel wat columnisten teweeg kunnen brengen? Hebben jullie weleens nagedacht over wat voor invloed zo iemand heeft op het onschuldige volk? Weten jullie wel wat een macht er met het schrijven gepaard gaat? Ik zal jullie als voorbeeld eens het verhaal vertellen van een columnist die zijn macht zag en greep, en tot ieders verbazing een fortuinlijke machtspositie wist te verwerven.
Er was eens een vader en een moeder Geluk, die op een zonnige ochtend een ooievaar op de stoep zagen staan die hun een zoon bracht, zij noemden hem Guus. Guus was altijd het mooie, speciale jongetje en werd flink verwend en geliefkoost door moeder Geluk. Deze Guus ging zich steeds meer inbeelden hoe geweldig hij wel niet was, en op den duur ging hij dit zelfs geloven.
Hij werg geboren in Duckstad waar Dagobert Duck de baas was, deze man was de rijkste man ter wereld, en geld stond in zijn politiek dan ook centraal, eigenlijk moest alles hier uiteindelijk voor wijken. Zelfs protesten van de Jonge Woudlopers, onder leiding van de actievoeders Kwik, Kwek, en Kwak, tegen het kappen van het zoveelste bos voor nieuwe geldpakhuizen, hielpen voor geen cent.
Guus groeide op in Duckstad, dus in een multiculrurele samenleving (van veel vreemde eenden in de bijt) waar veel dingen nog niet goed gingen, maar ook heel veel dingen wel goed. Veel volkslieden zagen de problemen, omdat de media alleen dit naar voren bracht (spanning en sensatie), en gaven daar stiekum de allochtonen de schuld van, zij hadden echter niet de moed om dat hardop te zeggen. Deze mensen lazen veelal de Telegraaf, de meest gelezen krant van Duckstad, die maar al te graag ieder incident omtrent allochtonen uitgebreid beschreef.
Op zekere dag overleedt de moeder van Guus (een wijze vrouw) en zij had voor haar dood nog tegen Guus gezegt dat hij vooral niet de politiek in moest gaan. Guus, die nog steeds dacht dat hij in al zijn doen en laten geweldig was, kon dit maar niet verteren, en na de dood van ziijn moeder ging hij zich lekker toch bezighouden met politiek, om te laten zien hoe geweldig hij nog altijd was, ook in zijn politieke daden. Bovendien miste hij de aandacht die zijn moeder hem altijd gaf, en hij hoopte dat, door in de politiek te gaan, de media hem wel zijn portie aandacht zou geven, waar hij altijd zo van genoot.
Guus ging zich zo steeds meer inzetten voor politiek en vond dat er heel veel verbeterd moest worden. Zijn ongezouten meningen beschreef hij in columns in het blad Elsevijf (hét blad voor intellectuele kwakers), en dit blad kopte dan ook al snel met titels als “vol is vol” en “de islam is een achterlijke cultuur”. Eindelijk hadden de Telegraaflezertjes een moedige vertegenwoordiger gevonden, en tot hun grote vreugde trad deze meneer toe tot de partij “Leefbaar Duckstad” (zelfs hun naam was mooi), die een persoon die het geluk met zich leek te hebben wel konden gebruiken.
Guus zei echter wel vaak stoere dingen, maar de argumenten voor zijn stellingen waren vaak ietwat tegenstrijdig. Zo zei hij bijvoorbeeld “vol is vol”, maar hiermee bedoelde hij toch niet dat Duckstad te vol was! Nee, hij had ook gevoel! Voor sommigen was Duckstad te vol. Maar dat had zelfs Donald Duck wel kunnen bedenken.
Het vrij meningloze, beinvloedbare volk nam echter al lang genoegen met de zin “vol is vol” en werd idolaat van deze Guus. Deze Guus had zijn veren jaren geleden al afgeschoren en werd met dit uiterlijk en zijn uitspraken ook al snel populair bij de neonazi-duckheads.
Alle grijze mannetjes die samenwerkten met Dagobert Duck raakten helemaal verward van de populistische Guus, en voelden zich zo beledigt door zijn uitspaken over ‘de politicussen van tegenwoordig’, dat zij een verhitte strijd aangingen met Guus die inmiddels de Lijst Geluk had gestart. Deze grijze mannetjes riepen echter over het algemeen de wazige dingen die ze altijd al riepen, en sommigen durfden Guus niet eens aan te kijken, ze waren dus eigenlijk ook wel bang voor hem.
Guus leek alle macht te hebben; hij lachte alle grijze mannetjes uit, stopte simpelweg met interviews als zijn stellingen nonsens bleken te zijn, en genoot van alle commotie.Vanuit zijn villaatje in Duckstad bedacht hij van alles, bijvoorbeeld dat allerlei vergoedingen bij ernstige ziektes voor arbeiders afgeschaft moesten worden, want stel je voor dat hij zijn belastingcenten nog langer aan die kanslozen moest spenderen.
Tussen alle grijze mannetjes was er echter ook nog een groen mannetje (woordvoerder van de Jonge Woudlopers), die Guus doorhad, en kon overreden, dat vond Guus wat minder. Het groene mannetje hoopte met zijn daad het volk wakker te schudden.
Maar het volk wilde toch nog altijd de spannende Guus die zulke mooie beloftes deed (en toch zei anders te zijn dan de rest van de politici), en het merendeel stemde op Geluk. Het geluk leek aan zijn kant, en hij werd uitendelijk president van Duckstad. Toen hij echter op bezoek moest in een islamitisch land, zag hij de taarten al aankomen, en bedankte na een week voor het presidentschap. Zijn doel was al lang bereikt bij het schieten van de eerste foto’s van hem voor de kranten.
Hij keerde terug naar zijn villaatje en vulde de rest van zijn levensdagen met columns schrijven voor het weekblad Donald Duck, waar hij schreef over de fortuinen die hij had ontvangen van de stichting “Vrienden van Guus Geluk”.
Zo leefde hij nog lang en gelukkig.
Mijn welgemeende excuxes mensen, ik heb mijn fantasie weer iets te veel laten gaan, maar daar hebben wel meer columnisten last van...
At your service!
Jiska
Door:
Squee | Gepubliceerd: 31 Oct 2002 |
Gesloten