Wat ik mij reeds enige tijd aangestuurd door een onbevangen nieuwschierigheid die zich in vol ornaat in dit relaas ten tonele spreidt afvraag, is de vraag: “vervelen; hoe doe je dat?”. Het is niet voor het eerst dat iemand zich dit afvaagt, heden ten dage is het een onvervalst tijdverdrijf voor jong en oud zich af te vragen wat vervelen is en bovenal: hoe het in zijn werk gaat. Wat het gevolg van dit mysterieus verschijnsel is weten wij allemaal: criminaliteit, hangroepgedrag, psychoses, en meerdere soortgelijke vervelende kwesties.
Dat vervelende van het verschijnsel vervelen maakt het geheel nou zo vreselijk vervelend, het maakt dat het verschijnsel ‘vervelen’ zich in een negatief daglicht waant, daar de gevolgen zich in datzelfde licht, of misschien beter duister, geheel bevinden……
Ieder mens komt in zijn leven weleens iemand tegen die zich verveelt (“wat is er dan?” “ik verveel me zo!”), en de persoon die zegt zich te vervelen uit dit vaak alsof het de normaalste zaak van de wereld is, en wanneer een naife nog-nooit-verveelde wanhopig voor de zoveelse keer vraagt “hoe doe je dat dan?”, krijgt deze persoon vaak niets minder dan een gemeen en schamper lachje waarvan zelfs de boter nog niet zou gaan smelten en je zelfs in een veertig graden temperatuur bijna (net niet) je winterjas voor zou aantrekken.
Waarom krijgt de nog-nooit-verveelde geen antwoord op zijn vraag, wat heeft deze persoon misdaan waardoor hij altijd in het duister tast omtrent het ontoereikende begrip vervelen? Beseffen de “verveelden” dan niet, wat zij de nog-nooit-verveelden aandoen met hun schamper gelach? De onbeantwoorde vraag kan mensen tot wanhoop drijven, of erger nog, men wordt depressief, raakt in een psychose, of wordt zelfs agressief; je zou bijna kunnen zeggen dat de nog-nooit-verveelden een potentieel gevaar vormen voor de maatschappij. Een slachtofferhulp voor nog-nooit-verveelden is niet eens zo’n gek idee.
Stelt u zich eens voor, hoe voelt een persoon zich die zich telkens weer noodgedwongen moet afvragen hoe te vervelen, het moet een reuze kwalijke kwelling zijn met bovengenoemde gevolgen van dien. De personen die dag en nacht met de beklemmende vraag rondlopen hebben geen tijd meer om te werken, sporten, of hobby’s uit te oefenen, en slapen daar kunnen deze personen slechts van dromen. Dag in dag uit wordt hun leven beheerst door ‘de vraag’ en er is geen psycholoog die deze mensen kan helpen en medicijnen (anti-vervelina) zijn nog volop in ontwikkeling. Wanneer men zich op het homeopathische pad begeeft zal men slechts zwetende homeopathische arten aantreffen die wanhopig in hun moestuin op zoek zijn naar de juiste kruiden voor de nog-nooit-verveelden (en daar zijn zij al sedert enkele jaren mee bezig).
Mensen uit alle delen van de wereld hebben zich reeds verzamelt op een speciaal chatkanaal (#nognooitverveeld) en wisselen daar hun ervaringen uit (er zijn zelfs nog-nooit-verveelden liefdeskoppels ontstaan). Op de Filippijnen is een speciaal tehuis (met bubbelbad) opgericht voor nog-nooit-verveelden, in dit tehuis is het woord ‘vervelen’ uit den boze en wie iets ‘vervelend’ noemt wordt op staande voet neergeschoten (door een waterpistool weliswaar, maar toch). Nog-nooit-verveelden die in Nederland wonen krijgen zelfs korting op dierentuinen en musea, en binnekort wordt het voor nog-nooit-verveelden eindelijk mogelijk een AOW aan te vragen. Edoch blijft het een zwaar, bijna ondoenlijk bestaan voor nog-nooit-verveelden en ik raadt u dan ook ten zeerste aan om zo snel mogelijk een kleine bijdrage te storten op giro 456. Ook grote bijdragen zijn van harte welkom.
Door:
Squee | Gepubliceerd: 31 Oct 2002 |
Gesloten